Scenario 1: Zelfsturende professional
Nu, in 2030, is leren niet meer
gekoppeld aan een bepaalde fase in het leven, maar is sprake van leven lang
leren (Rijksoverheid, 2014). Vanaf de basisschool is een digitaal portfolio
voor elke leerling gemeengoed geworden. Het is een weergave van het individuele
leertraject met vooral aandacht voor de eigen talentontwikkeling. De 21st
century skills zijn binnen de verschillende curricula inmiddels volledig ingebed.
Deze vaardigheden bereiden de toekomstige werknemer voor op een flexibele arbeidsmarkt
(Onderwijsraad, 2014). Dit betekent dat sprake is van brede opleidingen en
specialisaties pas in een latere fase op de werkplek plaatsvinden. Formeel en
informeel leren lopen hierbij in elkaar over (Arets, 2009). De lerende geeft
zelf sturing aan zijn leerproces (Kessels, 2013). De docent is de coach en
helpt de lerende met name in het primair onderwijs bij deze zelfsturing . Klaslokalen
zijn vervangen door open ruimten, waar leerlingen ieder hun eigen leerweg
inrichten. Maar ook is gebleken dat de werkomgeving een aantrekkelijke
leeromgeving is voor de jonge lerenden (Kessels, 2013). In het vervolgonderwijs
maken nieuwe media het mogelijk dat de lerende zelf bepaalt hoe, wat en waar
hij leert. In tegenstelling tot het begin van deze eeuw kennen de verschillende
stromingen in het onderwijs geen vaste studieduur meer (Vandenbosch, 2014). Dit
doet recht aan de individuele leertrajecten. Ondersteuning door docenten vindt
vraaggericht plaats. Deze docenten zijn master opgeleid, kennen voldoende
autonomie en maken gebruik van hun professionele ruimte. Het digitale contact
zorgt samen met het leren op de werkplek dat er minder schoolgebouwen zijn.
Grenzen vervagen en wereldwijd kan de kennis gehaald worden of deelgenomen
worden aan onderwijs. Diploma’s zijn overbodig, immers het digitale portfolio
is een weergave van de opgedane kennis, vaardigheden en verworven competenties.
Ondanks dat de lerende sterk gericht is op zijn eigen ontwikkeling dient hij in
staat te zijn tot samenwerking en een juiste communicatie binnen de dynamische
maatschappij.
Scenario 2: Beroepsgericht talent
Vandaag de dag, in 2030, is het
onderwijs ingericht op de lerenden én de bedrijven. Bedrijfsopleiders merkten
op dat scholen niet de mogelijkheid hadden om de nieuwe technologieën te
implementeren in het onderwijs (de Ridder, 2014) . Daarom werd een samenwerkingsverband
opgezet tussen het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen. Dit
samenwerkingsverband resulteerde in wat men vroeger het meester-gezel principe
noemde (Bussemaker, 2014) . Nu noemen we dit het beroepsgericht
talent van een lerende. De snel veranderende technologieën hebben gezorgd voor
flexibel onderwijs, dat direct inspeelt op die veranderingen. Voor het eerst
sinds jaren loopt het onderwijs niet achter het bedrijfsleven aan, maar loopt
het mee voorop (de Ridder, 2014) . De lerende anno 2030 leert van de bedrijfsopleider
door vallen en opstaan. Door de intensieve samenwerking met het bedrijfsleven
en het leren in authentieke situaties is een verdieping aangebracht in het
leerproces.
Het primair onderwijs is erop gericht
om lerenden op jonge leeftijd basisvaardigheden aan te leren. In de vervolg
leerroutes worden de meer complexe vaardigheden aangebracht. Om de voortgang te
bewaken wordt bij het primair onderwijs al gewerkt met een digitaal portfolio.
Bij het bewijzen van de basisvaardigheden resulteert dit portfolio in een
diploma. De lerenden nemen het digitaal portfolio vervolgens mee naar de
vervolgroute. Ook in het vervolgonderwijs geldt dat bij het bewijzen van een
set (complexe) vaardigheden een diploma hoort. Deze vaardigheden zijn samengesteld
in samenwerking met het bedrijfsleven.
Op jonge leeftijd vindt talentontwikkeling
plaats en oriënteren lerenden zich in een vroeg stadium binnen bedrijven op
toekomstige beroepen. De onderwijstijd op school is voor een lerende sinds 2015
minder geworden, maar de tijd dat de lerende leert (ook binnen het bedrijf) is
meer geworden (Nijhof, 2006) . Hierdoor ligt de
focus bij scholen niet meer op het aanbrengen van vaardigheden maar meer op de 21st
century skills. Alle onderwijssectoren en het bedrijfsleven werken nauw samen
om lerenden uit te dagen. Door deze uitdagingen
voelen vaktalenten (bijvoorbeeld: de bloemist, de timmerman of de
dierenverzorger) zich gewaardeerd. Dit resulteert in hun verdere talentontwikkeling.
Kennisborging voor de toekomst
vindt plaats doordat de generieke kennis wordt aangesproken om beroeps
specifieke problemen op te lossen. Dit probleemoplossend vermogen wordt dan ook
al vanaf het primair onderwijs geïntroduceerd. Lerenden volgen een afgebakende
leerroute en die lerenden die meer uitdaging willen, krijgen een aangepast
individueel leertraject. Hierdoor blijft de kennis gewaarborgd binnen de sector
(de Ridder, 2014) .
Scenario 3: Interactieve samenwerker
Leren nu in 2030 vindt plaats in vaste
structuren. Er is nog steeds algemeen vormend onderwijs en beroepsspecifiek
onderwijs, met oog voor kwaliteit. Kwaliteitsborging is inmiddels bereikt
doordat de leraren hoogopgeleid zijn waarbij zij, in de rol van coach, de
lerende begeleiden op hun onderwijspad. Ook worden de prestaties van scholen gevolgd,
waardoor scholen zich gestimuleerd voelen om goede prestaties te leveren: het
aantal excellente scholen stijgt. Toetsen worden landelijk aangestuurd zodat de kwaliteit gewaarborgd blijft.
De relatie tussen onderwijs, onderzoek
en beroepenveld is belangrijk (onderwijsraad, 2014). Aspecten van onderzoek of
een onderzoekende houding worden van basisonderwijs tot aan de
beroepsopleidingen geïntegreerd.
Bij alle niveaus van basisschool
tot beroepsopleiding wordt de focus gelegd op 21st century skills, met name op
samenwerken, sociale culturele vaardigheden en communicatie. De positieve
impact van het samenwerkend ligt op: kennisconstructie, leerhouding, motivatie,
ontwikkelen van sociale vaardigheden en het ontwikkelen van metacognitie is de
rede geweest om deze succesvolle vaardigheden te implementeren in het huidige onderwijs
van 2030 (Slavin, 2012). Het samenwerken
past bij de lerende van 2030 die zijn sociale netwerk belangrijk vindt. Het
interacteren met de omgeving, wordt door de generatie Einstein aangeven als de
belangrijkste waarde in het leven. Dit vertegenwoordigt het goede wat behouden
is uit het begin van deze eeuw (Boschma & Groen, 2012). Voor het
samenwerken wordt gebruik gemaakt van Open LeerOmgevingen (OLO), waar lerenden
samenwerken en elkaar ondersteunen in een omgeving die een variatie aan tools
en informatiebronnen ter beschikking stelt (Westera, Kerstjens, Hermans,
Nadolski & Wigman, 2007). Deze OLO’s worden ingericht passend bij de
ontwikkelingssituatie van de lerenden, met voldoende uitdaging zodat er
gedifferentieerd kan worden op het niveau waar de leerling aan toe is. Samenwerkend
leren geeft duidelijke structuur en biedt de lerende in de snel veranderende
maatschappij houvast. Een afgerond leertraject mondt uit in een diploma. Het
aanbod van tools en informatiebronnen wordt steeds weer aangepast aan de
nieuwste ontwikkelingen. OLO’s zijn zeer succesvol in het onderwijs, het
ondersteunt de kennisconstructie van lerenden (Valcke, 2010). Zo kan er recht worden gedaan aan de vele eisen die
de huidige maatschappij van 2030 aan de toekomstige professional stelt.
Totaal scenario 4: Zorgzame participant
De
transformatie van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij is nu, in
2030, zo goed als afgerond. Burgers investeren zelf, maar vooral ook samen met
anderen in hun persoonlijke en collectieve ontwikkeling. De overheid zorgt daarbij
voor de basisvoorzieningen (Gemeente Venlo, 2010). Na jarenlange discussies is
het onderwijs, door de individuele leerrechten, voor alle inwoners gratis
toegankelijk, zodat ‘een leven lang leren’ voor iedereen mogelijk is. Om sociale
scheiding te vermijden zijn de schotten die er vroeger bestonden tussen het
algemeen vormend onderwijs en het beroepsgericht onderwijs verdwenen. Er is
sprake van brede opleidingen, waarbij de leerling zelf sturing geeft aan zijn
leerproces en zijn kennis kan stapelen. Door online en open leeromgevingen kan
leren overal en altijd. Hoe verder de leerling in zijn leertraject komt, hoe
meer beroepsspecifiek het kan worden (WRR, 2013). Waar aan het begin van de
eeuw de nadruk lag op het behalen van diploma’s, is nu sprake van een digitaal
portfolio waarin letterlijk een leven lang leren wordt vastgelegd. De 21st century
skills zijn inmiddels volledig ingebed. Van lerenden wordt een onderzoekende
houding gevraagd, creativiteit en maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar
bovenal dat zij goed kunnen communiceren en samenwerken (Meijers & Den
Brok, 2013). Daarom worden vanaf jonge leeftijd opdrachten voor de samenleving
uitgevoerd. Bijvoorbeeld in de zorg of voor de gemeente. Alle docenten,
over de hele onderwijsbreedte, zijn op masterniveau opgeleid, om te kunnen
voldoen aan de eisen die de maatschappij aan hen stelt. Zoals recht doen aan de
verschillen in achtergrond, niveau, motivatie en leerstijl. ICT en sociale media
zijn belangrijke onderdelen van het onderwijs, maar de persoonlijke interactie
en de uitwisseling van kennis tussen docenten en lerenden zijn van minstens zo
groot belang gebleken voor de ontwikkeling van de lerenden.
Literatuur:
Arets, J.
(2009) Formeel leren is het einde…..Leren
in organisaties, 12, 35-39.
Boschma,
J.& Groen, I. (2012) Generatie Einstein: slimmer sneller en socialer. Pearson
Amsterdam.
Bussemaker, J.
(2014, 6 2). Ruim Baan voor vakmanschap:
een toekomstgericht MBO. Den Haag: Ministerie OCW.
De Ridder, W.
(2014). De ontdekking van de toekomst. Oestgeest: Vakmedianet.
Gemeente Venlo.
(2010). Strategische visie Venlo 2030. Venlo.
Kessels, J.
(2013). Toekomst van het onderwijs in
Vlaanderen: De school- een aantrekkelijke plek
voor leren
en werken in 2013?. Op 18
februari 2015 opgehaald van
http://doc.utwente.nl/88499/1/NL-Toekomst_Onderwijs_Kessels_2013.pdf
Meijers, A., Den Brok, P. (2013). Ingenieurs voor de Toekomst: Een essay
over het onderwijs aan
de TU/e in
2030. Eindhoven: Technische Universiteit Eindhoven.
Nijhof, W. J.
(2006). Het leerpotentieel van de werkplek. Twente: Universiteit Twente.
Onderwijsraad.
(2014). Meer innovatieve professionals. Den
Haag: Author.
Rijksoverheid.
(2014). Kabinet grijpt in bij leven lang
leren. Op 26 februari opgehaald van
http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2014/10/31/kabinet-grijpt-in-bij-leven-lang-leren.html
Slavin, R. (2012). Classroom applications of
cooperative learning. APA educational
psychology
handbook, 3, 359-378.
Valcke, M.
(2010). Onderwijskunde als
ontwerpwetenschap. Gent: Academia press
Vandenbosch,
H. (2014). Competentiegericht opleiden
maakt een vaste studieduur overbodig. Op 20
februari opgehaald van http://hmjvandenbosch.com/2014/12/24/competentiegericht-opleiden-maakt-een-vaste-studieduur-overbodig/
Westera, W.,
Kerstjens, W., Hermans, H., Nadolski, R., & Wigman, M. (2007). Open Source
Elektronische
Leeromgevingen. Utrecht:
SURF-foundation.
Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid. (2013). Naar een lerende
economie. Op 18
februari
opgehaald van http://www.wrr.nl/publicaties/publicatie/article/naar-een-lerende-economie-1
Goed gedaan Anne
BeantwoordenVerwijderen